OPBOUWEN VAN DE WIJNSTOK; VIER MAAL VORMSNOEI
Deze bijdrage behandelt vier gangbare manieren voor het opbouwen van de wijnstok; de traditionele guyotsnoei, de traditionele cordonsnoei, de guyot-poussard (de zachte guyotsnoei) en een vereenvoudigde vorm van de zachte cordonsnoei. Eenvoudiger wil hier zeggen dat er een iets snellere opbouw plaatsvindt dan Simonit, de her-uitvinder van de zachte snoei, beschrijft 1 .
We beschrijven de snoeimethoden zonder de pretentie dat het de enig juiste beschrijving is; in de praktijk kom je altijd varianten tegen. Daarnaast houden planten zich lang niet altijd aan het boekje. In de praktijk zal je van tijd tot tijd moeten improviseren en advies uit de literatuur en bij collega’s willen inwinnen.
1 Eerste wintersnoei; eerste stap in de vormsnoei van de wijnstok
De stokken die vorig jaar in maart of april geplant zijn, verkeren hopelijk allemaal in goeden doen, met één of twee flinke scheuten, die nu kaal zijn. Snoei de scheut(en) af tot op twee ogen.
Als er iets te kiezen is, krijgt de stift die het dichtst bij de aanbindstaaf staat en recht of schuin naar boven wijst de voorkeur later de stam te gaan vormen. Eventuele overige stiften laat je voorlopig als reserve zitten, voor het geval er iets mis mocht gaan. De plant is nog erg kwetsbaar. Gaat alles goed, dan kan je de uitgelopen reservestiften afsnoeien vlak onder het onderste nog zichtbare oog, wanneer ze ongeveer halverwege de onderste draad zijn.
Laat de voorkeurs-stift uitgroeien met twee scheuten. Blaadjes laten zitten, voor de diktegroei. Ze hoeven dit jaar niet direct de bovenste draad te bereiken, maar wel een flink eind voorbij de onderste draad komen. In het komende najaar moeten ze tot voorbij de onderste draad goed kunnen afrijpen en verhouten.
Waarom twee scheuten in het eerste standjaar? Omdat het opkweken van slechts één scheut weliswaar een dik toekomstig stammetje oplevert, maar die dikte zit hem dan teveel in het (dode) merg en dus te weinig in hout- en zeefvaten (respectievelijk xyleem- en floëemvaten). Ook zullen de internodiën – de afstanden tussen de ogen van de opgegroeide scheut – nogal groot zijn, wat voor het maken een ‘kop’ op de juiste plaats ten opzichte van de aanbinddraad lastig kan uitpakken. Hetzelfde geldt voor het kiezen van bogen en leggers en, in het geval van zachte snoei, van uitgangen.
De opgroeiende scheuten steeds strak tegen de aanbindstaaf aanbinden, zodat ze kaarsrecht worden. Dat is later bij het onderhouden van de wijngaard – denk aan gras maaien met een machine – het meest praktisch. Dat geldt ook voor een kaarsrechte rij druivenstokken.
2 Tweede wintersnoei; stam maken; voorbereiding eerste standjaar
Een opgegroeide scheut die ministens zo dik is als een potlood, acht millimeter, kan de stam worden. Deze dikte betekent in principe dat de stam-in-spe goed verhout is. Zijn er twee scheuten, behoudt dan degene die er het beste uitziet. De andere snoei je bij de veredeling af, onder het onderste zichtbare oog. Dus niet helemaal onderaan de scheut op de aanhechting aan de veredeling. Daar zitten namelijk ogen verborgen die je ooit nog eens nodig zou kunnen hebben.
Een goed bruikbare scheut groeit min of meer verticaal uit de veredeling, dicht bij de aanbindstaaf. Snoei hem af op twee ogen.
Is er geen scheut die minstens acht mm. is, dan moet de plant onderaan de ladder opnieuw beginnen, want zijn wortelgestel blijkt nog onvoldoende ontwikkeld te zijn. Snoei in zo’n geval de scheutjes af op twee ogen.
Voorbereiden van de kop; de eerste zijscheuten laten groeien
Een stammetje dat goedgekeurd is – dik genoeg, goed verhout en met internodiën van liefst niet meer dan tien tot twaalf centimeter – is het uitgangpunt voor de toekomstige vorm van de plant.
Afhankelijk van je doelstelling wat de vormsnoei betreft wordt het stammetje afgekort (1) tot op twee ogen boven de onderste draad (de aanbinddraad), dus direct onder het derde oog boven de aanbinddraad, of (2) direct onder het eerste oog boven de aanbindraad.
Het afsnoeien van het stammetje op twee ogen boven de aanbinddraad is bestemd voor de guyotsnoei met de traditionele ronde bogen. Het hoogste (tweede) oog boven de aanbinddraad dient het eerste halve seizoen even als reserve. Stam iets verder inkorten als de uitloper van dit oog niet meer nodig is.
Voor guyot met originele ‘ronde’ bogen moet er namelijk een zgn. kop gevormd worden boven de onderste draad, omdat het oog aan het uiteinde van de latere guyot-arm lager aangebonden dient te worden dan de aanhechting van de desbetreffende arm aan de stam, d.w.z. aan de kop. Dit gaat het effect van de zgn. apicale dominantie (zoveel mogelijk) tegen, zodat het laatste oog aan de guyot-arm niet méér voeding krijgt dan de andere ogen. In dit systeem wordt de guyot-arm gebogen over de zgn. buigdraad op plm. 25 cm boven de onderste draad en vastgebonden aan de onderste draad, die daarom aanbinddraad heet.
Bij alle andere systemen werken we met de uitlopers van ogen onder de aanbinddraad, dus met een stammetje dat afgesnoeid is direct onder het eerste oog boven de aanbinddraad.
Het systeem met ronde guyotbogen is aan het verdwijnen. Ervoor in de plaats komt een systeem met vlak aangebonden guyotarmen. Dan is er dus geen buigdraad meer nodig.
De guyotsnoei kan zowel enkelzijdig als tweezijdig (of dubbel) worden uitgevoerd.
Voor dubbel guyot is het raadzaam je de eerste jaren te beperken tot de enkelvoudige vorm, omdat er eerst één goede zgn. kop moet groeien. Doe je dit niet dan loop je het risico dat je planten met twee koppen creëert.
Voor dubbel cordon kan je direct tweezijdig werken, hoewel het voor de ontwikkeling van de plant misschien beter is de eerste jaren éénzijdig te werken, net als bij guyot.
Voor guyot-poussard wordt altijd tweezijdig gewerkt.
Voor de zachte variant van de cordonsnoei geldt hetzelfde als wat er gezegd wordt over dubbel cordon.
Wanneer de keus voor de vormsnoei gemaakt is kunnen we bepalen wat we gaan doen met de uitlopers van het nieuwe stammetje.
In eerste instantie laten we bij alle varianten de bovenste vier uitlopers – twee links en twee rechts – intact. Twee of drie daarvan vormen in dit seizoen een reserve. De overige – lagere – uitlopers breken we weg als ze tussen de vijf en maximaal tien cm lang zijn. Dit wegbreken of stampoetsen laat maar kleine wondjes achter die snel dichtgroeien.
Denk bij het selecteren van die vier uitlopers aan de juiste richting ervan. Ze moeten zoveel mogelijk op de aanplantlijn liggen en bij enkelvoudige systemen allemaal dezelfde kant op wijzen.
De basis wordt nu gelegd. In de vorm van zijscheuten ontstaan nu de eerste leggers voor traditioneel guyot of -cordon, voor de zachte snoei op cordon en voor de eerste zgn. uitgangen voor guyot-poussard. Laat alles zoveel mogelijk rechtop uitgroeien en bindt de scheuten aan. Pas op met het aanbinden van nog zeer jonge scheuten; zolang ze nog geen 50 tot 70 cm. lang zijn, is de aanhechting op de stam heel kwetsbaar. Zo mogelijk wel aanbinden dus, maar nog niet forceren in een andere richting dan waarin ze aanvankelijk groeien.
In de loop van het groeiseizoen kan je de aangebonden scheuten aftoppen. De eerste keer vlak onder de bovenste draad, de tweede keer er vlak boven. De scheut houdt vaak zichzelf vast doordat er aan de top uitlopers groeien.
GEEN TROSSEN. Voor een goede ontwikkeling van de plant boven én onder de grond is het noodzakelijk bloeiwijzen en trosjes weg te breken, zowel in het eerste als in het tweede standjaar en liefst ook in het derde standjaar in het geval van wat zwakker groeiende planten.
Niet aanbevelenswaardig is het overslaan van de stap van het maken van de zijscheuten voor de eerste leggers voor guyot of cordon. (Voor zachte snoei gebruik je onvermijdelijk zijscheuten, dus daarvoor is deze waarschuwing niet bedoeld.) Het is misschien verleidelijk een goed uitgegroeide en verhoute eerste scheut uit het plantjaar na de eerste winter wat af te korten, te buigen en aan te binden als een cordon. Zo kan je één of misschien wel twee jaar overslaan voor het verkrijgen van (bescheiden) oogst. Dit blijven echter zwakke planten wat gezondheid en opbrengst betreft. Ook is het niet goed mogelijk reserve- of vervanggingsscheuten te creëren doordat er geen kop is waar zich een paar correct geplaatste ogen kunnen vormen. Dat kan in principe wel als je eerst een goede zijscheut hebt laten groeien.
3 Derde wintersnoei; tweede stap in het opbouwen van de wijnstok; voorbereiden tweede standjaar
3.1 Traditioneel guyot en cordon
Zowel voor de vormsnoei van guyot als die van cordon de scheuten van het vorige seizoen inkorten tot een lengte die goed past in de ruimte tussen wijnstokken. Houdt bij het aanbinden een centimeter of tien afstand tussen het eind van de scheut en de naburige stok en zet de scheut die we vanaf nu ligger of legger noemen met de bindtang goed vast op de aanbinddraad.
De traditionele benaming voor een guyot-ligger is boog, maar we buigen de scheut niet meer tot een boog; we forceren hem tot een vlak aangebonden ligger. Zo ontstond ooit de naam ‘vlakke boog’, vermoedelijk overgenomen van het Duitse ‘Flachbogen’, maar legger of ligger is correcter dan de contradictie ‘vlakke boog’.
Ook wanneer je op den duur het tweezijdige systeem wilt toepassen gaan we ervan uit dat je voor guyot en cordon de eerste paar jaar het enkelvoudige systeem toepast, terwille van het vormen van een goede guyot-kop en de ontwikkeling van de plant in het algemeen.
Daarom: de scheuten die dit en volgende jaren niet worden uitgebogen en aangebonden steeds afsnoeien op twee ogen.
Laat de ogen van de aangebonden ligger uitlopen tot een centimeter of tien, vijftien en selecteer dan de scheuten die je verder laat uitlopen. Behoudt daarbij de scheuten die uit het hoofd-oog komen. Vaak komen er twee scheutjes uit één oog. Het dikste en langste scheutje komt uit het hoofdoog.
Uitlopers die naar beneden of sterk opzij wijzen worden verwijderd door ze met de hand weg te wrijven. Houdt voor de afstand tussen rechtopgaande scheuten ongeveer de lengte van je snoeischaar aan. Zo hebben de bladeren straks voldoende ruimte om zon te vangen en na een regenbui te drogen in de wind.
Zorg ervoor dat de korte jonge scheuten goede steun hebben tegen de zijdraden. Forceer ze niet, totdat ze minstens een halve meter lang zijn. Ze breken in het begin makkelijk af. Als ze groter worden kan je ze aanbinden.
Alle bloeiwijzen of latere trossen worden in het eerste, tweede en – zeker in het geval van zwak groeiende planten – ook in het derde standjaar verwijderd ter wille van een goede ontwikkeling, niet alleen boven de grond maar ook onder de grond.
3.2 Cordon met zachte snoei
Beperk de cordonsnoei zoals in de vorige paragraaf beschreven tot één seizoen. In dat seizoen groeit er na de selectie van goede uitlopers uit elk behouden oog één vruchtdragende scheut. In het erop volgende voorjaar snoei je de scheuten af op twee ogen, maar zorg ervoor dat er een eerste zichtbare oog laag aan de ene kant van de stift zit en een tweede oog aan de andere kant van de stift, iets hoger. Overbodige ogen afsnoeien of tijdelijk als reserve laten zitten.
Kweek per stift twee scheuten op, éen uit het lage oog en éen uit het hoge oog.
In het voorjaar dat daarop volgt snoei je de hoogste scheut helemaal af en de laagste snoei je weer af op twee ogen die elk aan een kant van de stift zitten, zoals direct hiervóór beschreven.
Zo pas je hier het ‘uitgangensysteem’ van de zachte snoei toe.
Deze procedure elk jaar herhalen.
Het verschil tussen traditioneel cordon en zachte cordonsnoei is het effect ervan op de stiften. Bij traditioneel cordon worden de stiften na verloop van een paar jaar teruggesnoeid naar de oorspronkelijke aanhechting op het cordon. Er moet dan een okseloog gaan uitlopen. Bij zachte snoei vormt zich in de loop der jaren juist een soort torentje door het stapeleffect van de jaarlijkse nieuwe uitgangen.
3.3 Guyot-poussard
Bij de tweede wintersnoei voor guyot-poussard worden de twee hoogste zijscheuten (één links en één rechts) afgekort volgens de hierna volgende regel voor het maken van de zgn. uitgangen.
Vanaf de stam zoek je op de zijscheuten het eerstvolgende oog dat duidelijke naar beneden wijst. Vervolgens zoek je de sapstroom volgend het eerstvolgende oog dat naar boven wijst, het tweede oog, dus. Onder het van daaraf naast hogere (derde) oog snoei je de scheut af. Dit doe je zowel links als rechts. Je hebt nu de uitgangen gemaakt. Uit de eerste en tweede ogen groeien dit jaar scheuten waarvan je de bloeiwijzen en trosjes verwijdert.
De overige twee zijscheuten net zo behandelen en voorlopig als reserve behouden. Ze kunnen langs de stam afgesnoeid worden zodra het met de twee hoogste in de loop van het seizoen in orde komt, d.w.z. dat ze volgens plan uitlopen.
Theoretisch zou je het systeem zowel eenzijdig als tweezijdig kunnen uitvoeren, maar het evenwichtig opbouwen van de poussard-kop vereist een tweezijdige opbouw ervan. Dat staat bij guyot-poussard los van de vraag of je op den duur elk jaar één of juist twee vruchtdragende scheuten wilt uitbuigen en aanbinden.
4 Vierde wintersnoei; derde stap in het opbouwen van de plant; voorbereiden van derde standjaar
4.1 Traditioneel guyot
We blijven nog bij enkelzijdig guyot. De ligger wordt afgesnoeid op een paar cm. afstand van de scheut die gegroeid is uit het okseloog van de ligger. Deze scheut wordt uitgebogen en aangebonden als de nieuwe ligger. De scheut of scheuten aan de andere kant van de kop worden tot op twee ogen afgesnoeid.
De ogen op de ligger lopen uit en de behandeling is identiek aan wat er staat in 3.1 Dus: de beste scheuten selecteren, onderlinge afstand plm. de lengte van je snoeischaar, geen scheuten die naar beneden of opzij groeien. Afstand houden tot de naburige plant: legger afsnoeien tot op plm. tien cm. van de naaste buur.
In elk volgend jaar wordt deze procedure herhaald. Dit jaar de bloeiwijzen en trosjes nog verwijderen.
In het algemeen geldt in principe dat je niet meer dan twee trossen per scheut laat uitgroeien. Meestal zijn derde en vierde trossen op de scheut minder goed rijp dan de eerste twee.
In een volgend jaar kan besloten worden een scheut aan de andere kant van de kop als tweede ligger uit te buigen en aan te binden. Haar opvolger moet groeien uit het okseloog van de ligger, net zoals bij de eerst ligger.
We nemen hierbij aan dat er bij het aanplanten rekening is gehouden met de nodige ruimte voor dubbel guyot.
De functie van de kop
Het maken van een zgn. kop is standaard bij zowel de traditionele guyotsnoei als de guyot-poussard, maar ze hebben heel verschillende functies. De functie van de kop in traditionele guyot is elk jaar één of twee nieuwe leggers te leveren waaruit vervolgens de vruchtdragende scheuten kunnen groeien. Het is een eenvoudige en overzichtelijke teeltwijze, maar het nadeel is op den duur het grote aantal indrogende snoeiwonden in de kop doordat elke winter de leggers van het afgelopen seizoen afgesnoeid worden, zodat er ruimte ontstaat voor één of twee nieuw uit te buigen leggers. De plant houdt dit soort leven een jaar of 20, 30 vol. Dan is de sapstroom in de kop waarschijnlijk grotendeels geblokkeerd.
De kop bij guyot-poussard wordt op den duur gevormd door de opeenstapeling van de jaarlijks gemaakte uitgangen. In de poussard-kop is de sapstroom juist heel goed georganiseerd en gegarandeerd, waardoor de plant heel oud kan worden.
4.2 Traditioneel cordon
De vorig jaar aangebonden liggers blijven behouden, maar de scheuten worden allemaal teruggesnoeid tot op twee ogen.
Na het uitlopen daarvan worden de beste scheutjes geselecteerd (één per stift), opgekweekt en aangebonden. Bloeiwijzen en trosjes dit jaar nog verwijderen. In volgende jaren in principe niet meer dan twee trossen per scheut laten uitgroeien.
De procedure van terugsnoeien op twee ogen etc. wordt elk jaar herhaald.
Vervangen van het cordon
De schimmeltolerante rassen, zoals onder veel meer de bekende Johanniter, Solaris, Regent of Souvignier Gris hebben de naam dat ze niet zeer geschikt zijn voor de cordonsnoei. Het komt voor dat de ogen in het midden van het cordon na een paar jaar niet of niet goed meer uitlopen. In zo’n geval kan het een oplossing zijn een nieuw cordon te maken van de scheut die het dichtst bij de stam zit en het oude gedeelte af te snoeien. Er ontstaat dan weliswaar een snoeiwond die niet meer dichtgroeit en alleen kan indrogen, maar daaraan is dan verder niets te doen. Het is ook mogelijk het cordon alleen vanaf het slechte deel te snoeien en het overblijvend deel te verlengen door de dichtstbijzijnde scheut op de aanbinddraad aan te binden en op de juiste lengte af te snoeien.
4.3 Cordon met zachte snoei
In paragraaf 3.2 is de opbouw en de jaarlijkse procedure daarna volledig beschreven.
4.4 Guyot-poussard
In het vorige jaar zijn er twee uitgangen gemaakt, links en rechts, met elk twee ogen, waarvan het eerste naar beneden wees en het tweede naar boven. Beide ogen zijn uitgelopen. De scheut uit het onderste oog wordt nu de nieuwe uitgang, dus deze scheut na het vinden van het eerste oog dat naar beneden wijst en het tweede oog dat naar boven wijst, afsnoeien onder het derde oog, zoals bij het maken van de eerste uitgang. De scheut uit het tweede oog van het vorige seizoen nu op twee ogen afsnoeien om in principe een vruchtdragende scheut te gaan voortbrengen, tenzij het nog te vroeg is in de ontwikkeling van de plant. Dan dus trosjes verwijderen.
Uit de nieuwe uitgangen (links en rechts) groeien weer twee nieuwe scheuten. Trosjes dit jaar nog verwijderen. De snoeiprocedure wordt elk jaar herhaald.
PS 2/2024