Organische bemesting

Home » Kenniscentrum » Druiventeelt » Bodem en bemesting » Organische bemesting

Organische bemesting (deel 1)

Inleiding

Hieronder volgt een samenvatting van een artikel over organische bemesting van Edgar Müller uit Rheinhessen. Hij gaat in deel 1 in op de voor- en nadelen van het gebruik van organische bemesting in de wijngaard.

De voordelen

De voordelen van organische bemesting zijn ontegenzeggelijk belangrijk voor de structuur en de microbiologische activiteit van de bodem. Belangrijke eigenschappen zijn o.a. beluchting, positieve waterhuishouding, voorkomen van erosie en dichtslibben, binding en afgeven van voedingsstoffen en afbraak van schadelijke stoffen. Bodembedekkende materialen versterken dit en de wateropname wordt bevorderd, evenals bij onderbegroeiing. Een paar belangrijke aspecten zijn bovendien dat het vaak gaat om organische afvalstoffen die nuttig (her)gebruikt worden, en bovendien: elke kg . organische stikstof die een kg. minerale stikstof vervangt, spaart een ltr. olie uit die nodig is om een kg. minerale stikstof te produceren. De gedachte: veel humus is goed; meer humus is beter, is niet nieuw, maar het is goed om je af te vragen of dit tegenwoordig ook nog opgaat.

De andere kant van de medaille

Organische stoffen bevatten voedingsstoffen die, afhankelijk van de oorsprong in relatieve en absolute hoeveelheden, binnen ruime grenzen bewegen. In het verteringsproces komen de voedingsstoffen in opneembare vorm vrij en vormt zich humus. Dat organische bemesting minerale voedingsstoffen vervangt is prima, maar heeft het gevaar in zich dat er inschattingsfouten gemaakt kunnen worden i.v.m. bemestingstoestand. Het gevaar van bijvoorbeeld en overbemesting aan stikstof is niet ondenkbaar, wat een snelle groei bevordert, maar waar de wijnbouwer niet altijd blij mee is. (botrytis!) De rijkdom aan meststoffen bij organische bodemverbetering mag niet onderschat worden. De gevolgen van overbemesting van met name stikstof en fosfor, die ook uitspoelen in resp. het grondwateren het oppervlaktewater, mogen niet onderschat worden.

“Chemisch of biologisch” bemesten?

Als we het over minerale bemesting hebben word er veelal gedacht aan chemisch, kunstmest, ongezond en gevaarlijk, terwijl biologisch meteen wordt geassocieerd aan natuurlijk, gezond en ongevaarlijk. Ook door wijnbouwers wordt dit vaak als tegenstelling gezien, terwijl chemie en biologie niet per definitie tegenstellingen zijn. In de biologische processen vinden ook altijd chemische processen plaats.
Voor de plant maakt het niet uit of de (over)bemesting komt van minerale (kunst)mest of van biologische (natuur)mest! Vaak spelen emotie en vooroordelen een grote rol in het oordeel over “gezonde” biologische bemesting en “ongezonde” minerale bemesting.
Hoewel biologische bemesting veel voordelen heeft, is het noodzakelijk om te weten wat er aan voedingsstoffen in zit, om ook inzicht te hebben hoeveel en wat voor biologische grondverbetering/ bemesting we kunnen toepassen.
Als vergelijk kun je stellen dat in het verkeer niet de auto’s verantwoordelijk zijn voor de verkeersslachtoffers, maar de rijstijl van de bestuurders; zo is ook organische bemesting niet verkeerd, maar de onoordeelkundige wijze van toedienen kan tot problemen leiden.

Zinvolle toepassing vereist kennis van zaken

Gezien de brede en meervoudige werking van organische meststoffen, die zowel gewenste als ongewenste gevolgen kunnen hebben, zijn verschillende overwegingen noodzakelijk: “welke werking(en) wil ik wel, en welke niet”. Deze vraag kan niet in het algemeen worden beantwoord, maat moet per geval worden bekeken, om zodoende een optimaal rendement te verkrijgen zonder onacceptabele bijwerkingen.
Het antwoord op deze vraag hangt af van de voedingstoestand van de bodem, en de behoefte van het gewas. Om de behoefte ter plekke te weten is het nodig om:

  • De wijnstokken bekijken; niet een momentopname, maar langdurig in de gaten houden. Vooral letten op de groeikracht van de stokken, eventuele stressymptomen en gebreksziekten, zowel tekorten als teveel. (overbemesting).
  • De structuur bekijken, o.a. erosiegevoeligheid, dichtslaan, droogte en ontwatering. Indicatieplanten kunnen aanwijzingen geven.
  • Bodemonderzoek: humusgehalte, pH, P, K, Mg dient minimaal bekend te zijn. Ook het totaal N-gehalte en de C/N verhouding.

Welke werking hebben de beschikbare producten en wat is gewenst?

Nu staan we voor de vraag om producten te kiezen, hoeveel ervan te geven en op welke manier toedienen.
Van de beschikbare producten spelen de specifieke eigenschappen een belangrijke rol.

  • Snel afbreekbare humus (“voedingshumus”). Denk hierbij aan dierlijke mest, gier e.d. Dit geeft op korte termijn voedingsstoffen vrij. met name N, maar ook P en K en sporenelementen. Ook de micro-organismen worden hierdoor van voedsel voorzien. Van deze snel afbreekbare humus blijft nauwelijks humus over in de bodem.
  • Blijvende, moeilijk verteerbare humus. Deze humus, o.a. houtachtig materiaal, is moeilijk afbrekbaar, maar wel van belang voor de structuur, en ook voor binding van voedingsstoffen. Ook voor de waterhuishouding van belang.
  • De opslag van organische stof is van belang, denk aan mestopslag, compostering e.d. In hoeverre is het materiaal al afgebroken (mineralisering)

In tabel 1: ‘samenstelling van belangrijke organische meststoffen’ worden waarden gegeven die slechts als orientatie mogen worden gezien.
 

Product

Org. Substanz (% Gew.)

Nahrstoffgehalt in der Frischsubstanz (% Gew.)

 N    P2O5    K2O    MgO

Notwendige Ausbringmenge fur 120 kg verfugbarer N/ha bei 3-jahres interval.

Zufuhr an org. Masse pro Jahr

Wirtschafts- und Sekundarrohstoffdunger

Frischer Rindermist

20

0,5

0,3

0,6

0,1

48 t

32 dt

Reifer Rindermist

25

0,6

0,4

0,8

0,15

40 t

33 dt

Pferdemist

30

0,5

0,3

0,8

0,1

48 t

48 dt

Stroh

80

0,4

0,2

1,2

0,2

5-15 t
= ca.20-60 Rundballen bzw. 300-900 HD Ballen

14-42 dt

Frischer Trester

33

0,8

0,3

1,3

0,1

30 t

= ca. 60-70 m3

33 dt

Tresterkompost

40

1,2

0,5

1,7

0,2

20 t

27 dt

Biokompost

25-40

0,8-1,3

0,4-0,6

0,8-1,0

0,4-0,6

24 t
(bei 1% N-Gehalt)
= ca. 40-50 m
3

24 dt
(bei 30% org. Substanz)

Strauch- und Grunschnitt

30-60

0,4-0,8

0,2-0,3

0,3-0,4

0,2-0,3

40 t
(bei 0,6% N-Gehalt)
= ca. 80-100 m
3

65 dt
(bei 50% org. Substanz)

Frischer Rindenmulch

40

0,2

0,1

0,2

0,05

50-60 t
= ca. 120-150 m
3

65-80 dt

 

 

 

 

 

 

Notwendige jahrliche Ausbringmenge (dt/ha) fur 40 kg verfugbarer N/ha/Jahr

 

Entschleimungstrub (flussig)

10

0,5

0,03

0,3

0,01

12 m3

12 dt

Hefetrub (dickflussig)

20

0,8

0,3

1,2

0,02

7 m3

14 dt

Hefetrub (dickflussig)

40

1,2

0,4

1,7

0,07

4 m3

16 dt

Organische und organisch-mineralische Handelsdunger (Beispiele)

Rizinusschrot

75

6

2,5

1,5

0,7

9 dt

7 dt

Hornmehl

(z..B. Hornoska special)

65

8

7

10

1,5

7 dt

5 dt

Getr. Huhnerdung
(z.B. Terragon)

75

5,5

3,5

3,5

0,8

10 dt

8 dt

Zum Vergleich

Jahrliche anlieferung von org. Masse durch Schnittholz.

15-25

 

Jahrliche anlieferung von org. Masse durch Gipfellaub und Blatter.

10-20

 

 

Jahrliche Abbau von organischem Material.

30-80

 

Eigenschappen en gebruik van organische mest.

Tabel 1 geeft een overzicht wat er in de verschillende materialen zit. Echter niet alles komt direct vrij. Daarom dienen we ook de frequentie van het gebruik hieraan aanpassen.
Producten die betrekkelijk langzaam verteren, zoals biokompost, mest e.d. moeten we rekenen dat de helft van de stikstof over een periode van drie jaar vrijkomt, terwijl bij snel afbreekbare materialen zoals gedroogde kippenmest of gistingspulp de stikstof veel sneller vrijkomt.
In het bovenste deel van de tabel wordt daarom uitgegaan van een frequentie van eenmaal per drie jaar. In het onderste deel wordt van een jaarlijkse gift uitgegaan.

Hier volgen nog in het kort de eigenschappen van de belangrijkste producten.

  • Stro is stikstofarm en bij het verteren, vooral als het ingewerkt wordt in de boden, kan het zelfs tijdelijk N onttrekken uit de bodem. (De micro-organismen gebruiken N om het stro te kunnen afbreken. Op den duur komt de N weer vrij.) Soms kan een groeiremmende werking gunstig zijn. Als afdekmateriaal kan stro vooral op lichte droogtegevoelige gronden gunstig zijn omdat het de verdamping afremt. Op zware grond kan stro als bodembedekking groeiremmend werken, en bovendien kunnen in een te dikke laag stro ook schimmels zich makkelijk ontwikkelen.
  • Boomschors en houtsnippers zijn te vergelijken met strobedekking, maar verteert minder snel. Geeft wel humus en Kalium in de grond, maar heeft nauwelijks bemestingswaarde.
  • Strohoudende runder- en varkensmest heeft een veel hogere voedingswaarde en door de mix van snel- en langzaam verteerbaar materiaal en gunstige werking op de bodem.
  • Biokompost heeft, afhankelijk van de herkomst van het materiaal en de staat van vertering, globaal genomen een hogere voedingswaarde dan stalmest.
    Nb. Biokompost is in Nederland niet verkrijgbaar. Groenkompost mag in de bioteelt gewoon worden gebruikt.
  • Groen- en houtkompost is sterk afhankelijk van samenstelling en mate van vertering, maar over het algemeen minder voedingswaarde dan biokompost. Als er nog veel grof hakselmateriaal in zit kan het een goed afdekmateriaal zijn. 
  • Pulp ligt ongeveer qua voedingswaarde tussen stalmest en biokompost in. Vers opbrengen is het beste. Bevat voedingsstoffen en blijvende humus.
  • Gistresten / bezinksel is bijzonder voedselrijk en bevat nauwelijks blijvende humus. Heel geschikt om door de pulp te mengen en is dan makkelijker te verdelen.
  • Organische (handels)mest wordt aangeboden in allerlei samenstellingen; vaak een mix van bloedmeel, beender- en hoornmeel, gedroogde (kippen)mest etc. Qua gebruik bijna te vergelijken met minerale mest. Samenstelling voedingsstoffen is bekend. Bevat nauwelijks blijvende humus.

Bron: Die Winzer Zeitschrift (februari 2010).

Vertaling: PvB, De Wijnbouwers der Lage Landen

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00