Voorbereiden op nachtvorst

Home » Kenniscentrum » Druiventeelt » Artikelen Wijnbouw » Voorbereiden op nachtvorst

Voorbereiden op nachtvorst

Lage temperaturen in de winter leveren in het algemeen geen schade op aan slapende wijnstokken in de Joaquin Valley. Maar sappige groene scheuten zijn veel gevoeliger voor lage temperaturen, daarom is schade door nachtvorst in het voorjaar iets van grote zorg. De schade door nachtvorst in het voorjaar kan variëren in en tussen wijngaarden. Tot de factoren die de mate en de omvang van de vorstschade bepalen horen de locatie, de mate van uitlopen van de scheuten, de laagst bereikte temperatuur en de duur van de blootstelling van de plant aan de kritieke temperaturen of aan nog lagere. Zie Tabel 1.

Groeistadium
 
Kritieke temp. in F
Kritieke temp. in 0C *)
Ogen glad, gesloten
25 tot 27
-3,89 tot -2,78;
 plm. -4 tot plm. -3
Ogen in wollige fase
< 26
< -3, 33;  < plm. -3
 
Begin van het uitlopen; groen zichtbaar
< 30
< – 1,11; < plm. -1
Scheuten korter dan 6 inch (plm. 15 cm.)
< 31
< – 0,556; < plm. – 0,5
Scheuten langer dan 6 inch (plm. 15 cm.)
< 32
< 0,00

Tabel 1. Kritieke temperaturen, gebaseerd op onderzoek onder gecontroleerde omstandigheden. Wijngaardkenmerken (locatie, kloonkeuze, etc.) kunnen de gevoeligheid voor vorst vergroten of verkleinen. Bovenstaande waarden dienen gebruikt te worden als referentiepunten voor het ontwikkelen van een vorstbeschermingsprogramma.
*) Omgerekend van uit Fahrenheit. Vet is afgerond getal.

Lichte nachtvorst kort na het openbreken van de ogen beschadigt maar een paar bladcellen, wat bruine tot zwarte necrosevlekken kan veroorzaken, welke ongelijkmatig verdeeld zijn over het blad of de scheut. Zie de inzet in Fig. 1. Als er veel meer cellen beschadigd zijn, kunnen er bladeren misvormd raken of afsterven. Nemen de strengheid en de duur van de vorst toe, dan kunnen groeipunten en bloesems afsterven. Zie Fig.1.

Figuur 1.

Wijnstokken in laag gelegen delen van een wijngaard ondervinden de meeste schade doordat koude lucht zich niet verplaatst en niet opgewarmd wordt tot laat in de ochtend of nog later. Zie Fig.2. Strenge vorst doet hele scheuten afsterven tot op de legger. Als de temperatuur zo laag is dat er hele scheuten afsterven, is de schade vaak over de hele wijngaard verspreid. Scheuten die door de vorst afsterven worden binnen een paar dagen vorst bruin tot zwart.

Figuur 2. De oranje pijl markeert het punt waar beneden er op deze flauw aflopende helling ernstige vorstschade optrad.

Tijdens heldere nachten met nachtvorst is het ’t koudst vlak boven de grond. Naarmate de nacht vordert bouwt de laag koude lucht zich op en de scheuten die het dichtst bij de grond zitten, zijn de eerste die beschadigd worden. Dus het opkweken van de stam tot meer hoogte verlaagt de gevoeligheid voor nachtvorst. Een wijngaard met stammetjes van 3 voet (90 cm.) is meer vorstgevoelig dan een wijngaard met stammetjes van 4 voet (1.20 m.).

Vroeger onderzoek heeft al aangetoond dat de temperaturen bij stralingskoude in het algemeen toenemen met de hoogte boven de grond, totdat ze weer afnemen op iets grotere hoogte in een laag met inversie. Bijvoorbeeld, een voet (30 cm.) boven de grond is de temperatuur 280 F (- 2,220 C), maar 300 F (- 1,110 C) op drie voet (90 cm.) boven de grond. Op twintig tot vijfentwintig voet boven de grond (6 m. tot 7.50 m.) is het nog eens twee graden (F) warmer. Hoe groter het temperatuurverschil is tussen het grondoppervlak en de inversielaag, hoe groter de kans op het vermijden van vorstschade. Windmachines kunnen ertoe bijdragen de koude en de warme lucht met elkaar te vermengen, zodat de temperatuur oploopt en het groen gered wordt.

Als er nachtvorst voorspeld wordt, moet de wijnbouwer zich realiseren in welk groeistadium zijn wijngaard is. Zolang de ogen nog niet uitgelopen zijn, is er waarschijnlijk geen speciale aandacht nodig. Maar zijn de scheuten langer dan plm. 15 cm. dan moet de bodem op de juiste manier behandeld worden vóór de kou toeslaat. Tabel 1 hierboven laat de relatieve gevoeligheid zien van de wijnstok bij uiteenlopende groeistadia.
Als er ernstige nachtvorst optreedt en alle uitlopers doodvriezen, zullen de secundaire of tertiaire ogen binnen één of twee weken gaan uitlopen. Maar deze zijn niet altijd even vruchtbaar als de primaire uitlopers, en de wijnboer krijgt dus te maken met een aanmerkelijke opbrengstverminde-ring. Wijngaarden met grote vorstschade moeten regelmatig geïrrigeerd worden teneinde een goed ontwikkelde loofwand te krijgen en ze voor te bereiden op het volgende seizoen. Dergelijke wijngaarden mogen niet verwaarloosd worden.

De bodem

Om vorstschade te beperken moet de bodem van de wijngaard overdag zoveel mogelijk warmte kunnen opnemen welke zij ‘snachts weer afstaat. De optimale conditie bestaat uit een kale, onbegroeide bodem, met een glad en min of meer hard oppervlak, en voldoende vochtig. Een vochtige, donkere bodem neemt overdag beter de warmte op welke zij ‘snachts dan weer uitstraalt wanneer de omgevingstemperatuur daalt. Het oppervalk van de bodem speelt ook een rol in de warmteopname. Wijngaarden op zandige bodems zijn gevoeliger voor vorstschade omdat zij relatief weinig water vasthouden. Er kan een extra watergift nodig zijn als de neerslag in de winter te beperkt is om de bodem voldoende vochtig te houden. Voorafgaand aan voorspelde nachtvorst moet er een algehele irrigatie plaatsvinden die de bodem in staat stelt voldoende warmte op te nemen. 

Tabel 2 toont de voordelen van een kale, gladde en vochtige bodem in vergelijking met een minder optimale bodem.

Bodem
Begroeiïng
Temperatuur*)
Voorwaarden
Kaal, glad, vochtig
Geen
Warmst
 
Optimaal
Vochtig
Gemaaide bodembedekkers
0,46 0C kouder; plm. 0,5 0C kouder
 
Vochtig
Laag groeiende bodembedekkers
0,55 tot 1,66 0C kouder;
plm. 0,5 tot 1,7 0C kouder
Minst optimaal
Droog, glad
Ondergeploegde bodembedekkers
1,11 0C kouder;
plm. 1 0C kouder
 
Droog tot vochtig
Hoog op groei-ende bodem-bedekkers
1,11 0C kouder;
plm. 1 0C kouder
 

*) Omgerekend van uit Fahrenheit. Vet is afgerond getal.

Bodems die kort tevoren geschoffeld of geploegd zijn houden warmte niet goed vast doordat ze droog zijn, met talrijke luchtgaten; deze moeten direct na bewerking bevochtigd worden. Natuurlijke vegetatie of bodembedekking die de bodem isoleert en dus de warmteopname verhindert, moet gemaaid en ondergeploegd worden, en vervolgens moet de bodem bevochtigd worden, tenzij er voldoende neerslag is. Het bevochtigen van de bodem tijdens vorst kan gunstig uitpakken. Wanneer er nachtvorst verwacht wordt, moeten de pompen op tijd gaan draaien, zodat de hele wijngaard van water voorzien wordt. Als het niet mogelijk is de hele wijngaard te bevloeien, probeer dan toch de laag gelegen delen van water te voorzien, waar de koude lucht een drogend effect kan hebben. Dit verbetert de kans op bescherming.
In wijngaarden met een druppelinstallatie moet de bodem niet bewerkt worden. Met de installatie moet de grond zo nat mogelijk gemaakt worden.

De wijnboer moet goed op de weersvoorspelling letten zodat hij op tijd kan beginnen met bevloeien of besproeien. Bodembedekking of natuurlijke ondergroei moet vóór het uitlopen van de wijnstok gemaaid worden en ook regelmatig daarna, tot het risico van nachtvorst is geweken, meestal half april [NB in NL houden we half mei aan!]. De bodem moet niet eerder bewerkt worden dan wanneer er flinke neerslag voorspeld is. Wordt zij wel te vroeg bewerkt dan kan dat resulteren in flink verlies als het zou gaan vriezen. Er is maar één nachtvorst nodig om een complete oogst mis te lopen!

Bron: Stephen J. Vasquez en Matthew W. Fidelibus, weblog van San Joaquin Valley Viticulture (Californië)

Vertaling: Peter Siebrands, 19 maart 2013

 

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00