Buigen en aanbinden
Bij het uitbuigen van scheuten moet er met diverse zaken rekening gehouden worden. Terwille van de kwaliteit van de opbrengst moet het uitbuigen en aanbinden resulteren in een gelijkmatige verdeling van de ogen over de gehele rij. Uitgebogen scheuten mogen elkaar niet kruisen, maar anderzijds moeten er ook geen lege plekken in de rij ontstaan. Daarom kan het in sommige gevallen nodig zijn de afstand tussen buigdraad en aanbinddraad te verkleinen, nl. wanneer er een relatief klein aantal ogen per m2 beschikbaar is. Dit vergt één keer veel inspanning, maar deze zal in de toekomst terugverdiend worden in de vorm van een betere kwaliteit. Door het gelijkmatig verdelen van de scheuten in de rij is er een optimale benutting van de instraling van de zon en worden opeenhopingen van scheuten en onderlinge beschaduwing vermeden. Een opeenhoping van scheuten is uit een oogpunt van schimmeldruk (vooral botrytis) een slechte zaak. Onderlinge beschaduwing van de scheuten leidt tot minder bloesempjes per oog en tot minder opbrengst in het erop volgende jaar, wanneer de scheut als legger gebruikt zou worden.
Hoe het niet moet: scheuten die elkaar kruisen.
Een volgend aandachtspunt is een doelmatige verdeling van de sapstroom ter wille van een optimale benutting van de assimilatieproducten die de stok maakt. Een goed aangelegde legger groeit beter en is in het erop volgende jaar wezenlijk vruchtbaarder dan een slechte legger.
Checklist voor het buigen en aanbinden (voor vlak en gebogen enkel guyot)
- een gelijkmatige verdeling van de ogen over de rij;
- een gelijkmatige verdeling van de sapstroom over de scheuten;
- het uiteinde van de legger moet lager liggen dan de aanhechting aan de stam [gebogen guyot];
- indien mogelijk de legger iets hoger uitbuigen dan het punt waar de scheut uit de stam komt, om breken te vermijden;
- beschadigingen aan de legger aan de binnenkant van de te maken vlakboog houden, om breken te vermijden;
- op hellingen de legger dal-waarts aanbinden, om een gelijkmatige sapverdeling te verkrijgen [als de rijen van boven naar beneden lopen];
- soorten die snel breken, uitbuigen en aanbinden bij hoge luchtvochtig-heid, ‘smorgens vroeg en/of tijdens de bloei;
- geen elkaar kruisende leggers van naburige wijnstokken;
- bij gebogen enkel guyot slechts één oog laten zitten boven de onderste (aanbind-)draad
- bevestigingen van de stam vernieuwen of losser maken, om ingroeien te voorkomen;
- indien mogelijk een legger niet uitbuigen over afgesnoeide tappen heen (risico van scheuren en breken).
Stambevestiging
Vooral in jonge wijngaarden en op hellingen moet de stam goed vastgezet worden. Bij vlak guyot wordt dat gedaan ofwel aan de plantstok of door een niet-glijdende bevestiging aan een draad op plm. 70 cm. hoogte. In de regel wordt de stam aan de onderste draad bevestigd [bij oudere stokken]. Dan worden er bijvoorbeeld rekbare rubber ringen gebruikt voor een permanente bevestiging. In jonge aanplant zijn er minstens drie bindingen nodig over de hele lengte van het stammetje; in oudere wijngaarden volstaat een bevestiging aan de onderste draad omdat de stam zich al goed gevormd heeft. Bij het uitbuigen en aanbinden is het belangrijk er steeds op te letten dat de stam vertikaal blijft staan.
Uitbuigen bij vlak guyot
De vlakke boog wordt vooral toegepast in de productie van kwaliteitswijn. Door het vlakke aanbinden zijn de later uitlopende scheuten zeer gelijkmatig verdeeld en alleen al hierdoor bouwt zich een losse, luchtige loofwand op. Doordat alle scheuten op gelijke hoogte staan, is machinaal aanbinden goed uitvoerbaar. Een nadeel vergeleken met de ronde boog is het moeilijker buigen en het terugspringen als de legger niet goed aangebonden is. Ook bij het machinaal oogsten hebben ze het nadeel dat door de relatief grote krachten die de machine uitoefent basisscheuten [voor het volgende seizoen] beschadigd kunnen worden.
In het ideale geval eindigt de stam dankzij het snoeien op plm. 10 cm. onder de buigdraad [die dus tevens aanbinddraad is]. De legger wordt om de buigdraad heen gewikkeld en aan het uiteinde vastgezet. Een goede bevestiging aan de draad is vereist, maar het nadeel is dat sommige ogen naar de grond gericht zijn en daardoor een deel van het voordeel van de vlakke boog – een gelijkmatige uitloop van de scheuten – teniet doen. En… twee of drie aanhechtingspunten maken vergt meer werk. (…).
Uitbuigen van flauwe bogen
De ‘flauwe’ boog verenigt de voordelen van de vlakke boog en die van het enkel guyot [dat sterk gebogen is], door een snelle werkwijze toe te laten en anderzijds op den duur de loofwand niet te zeer te verdichten. De afstand tussen de buigdraad en de aanbinddraad is 20 cm. Meestal is de onderste draad op 70 cm. hoogte en de buigdraad op 90 cm. Op ergonomische gronden dient men deze afstanden niet kleiner te maken. In den regel wordt de kop op een hoogte van 80 cm. gemaakt. De legger wordt over de buigdraad heen aan de onderste draad gebonden met één binding. Er is geen risico van terugschieten van de legger en men kan snel doorwerken.
Uitbuigen van guyotbogen (sterke buiging)
Slechts in wijngaarden met grote rijafstanden is het nog noodzakelijk op een groot aantal ogen per strekkende meter te snoeien. Hier is de traditionele halve guyotsnoei of de cordonsnoei in gebruik. Bij guyotsnoei bevindt de onderste draad zich ook hier op 70 cm., maar de buigdraad op ongeveer 1 meter of hoger. Wegens de sterke buiging en de hoge stokbelasting moet er bij het buigen op gelet worden dat er zich geen plantsap-opeenhoping kan gaan vormen bij de scheut die in het volgende jaar legger wordt. Ook hier volstaat één binding aan het eind van de legger.
Bron: WINZERPRAXIS.DE © 2009 Verlag Eugen Ulmer, Stuttgart
Werk in de Wijngaard 3, Maart 2013
Auteur: Tim Ochβner
Vertaling: PS