Augustus 2013

Home » Kenniscentrum » Druiventeelt » Jaar in de wijngaard » Augustus 2013

De afgelopen groeiperiode werd gekenmerkt door extremen in de weerssituatie. Na de start in mild winterweer kregen we extreem veel sneeuw, aanhoudende vorst en een voorjaar met weinig zon. De stokken liepen normaal uit maar kwamen direct in koud en nat weer terecht.

Door een van de koudste meimaanden sinds het begin van de weersregistraties liet een vlotte groei lang op zich wachten. Ook nieuwe aanplant had veel te lijden van de kou en de grote hoeveelheden regen. In mei was dankzij de neerslag bijna geen nieuwe aanplant mogelijk. Ook juni begon nat en na een kort bezoekje van de zomer met 34 graden bij het begin van de bloei werd het wederom koud. Zo raakten veel laat bloeiende wijngaarden in slechte bloeiomstandigheden met hier en daar ernstige misbloei. Ook in juli was het weer in een extreme bui. Het weer sloeg om naar heet en droog en hield dat flink vol. Na twintig dagen hitte vertonen vooral jonge aanplant en wijngaarden op slecht water vasthoudende bodem al droogtestress. Door deze kapriolen van het weer hebben de wijnboeren moeten vechten tegen Peronospora en Oïdium. Ook het aanbinden vereiste door de stormen in mei zeer veel meer moeite. Op dit moment (20 juli 2013) ligt de groei nog maar acht dagen achterop. In veel wijngaarden begint de droogtestress toe te slaan. Peronospora doet zich in verhevigde mate voor. Sinds half juli doet zich hier en daar ernstige Oïdium voor. De oorzaak hiervan zou wel eens kunnen liggen in de kwaliteit van het toepassen van de spuitmiddelen. Ook de keuze van middelen speelt bij de aangetaste wijngaarden een rol. (Let goed op de aanwijzingen van de wijnbouwconsulenten voor de afsluitende bespuiting.) In het algemeen kunnen we echter stellen dat de gezondheid van de druiven heel goed is. Alleen chlorose verstoort het goede beeld. Er is ook een verhoogd risico op lamsteligheid. De vruchtbare jonge aanplant moet wat de opbrengst betreft beslist ingetoomd worden, zodat hij de mogelijkheidheeft reservestoffen op te slaan voor de winterperiode. Gewasbeschermingsmaatregelen worden in de regel omstreeks half augustus beëindigd, zodat alleen nog het aftoppen, de opbrengstbeheersing en het bodemonderhoud aan de orde zijn.

Bodemonderhoud

Het bodemonderhoud moet zich richten op de vochtigheidstoestand van de grond. Wijngaarden met veel ondergroei moeten bij aanhoudende droogte zeer diep gemulcht worden. In het geval van grote vochtigheid van de bodem niet te vaak mulchen. Bij droogtestress in wijngaarden zonder ondergroei moet de onkruidbestrijding gedaan worden met ganzevoetscharen [driehoekige schoffels voor – veelal machinale – grondbewerking]. Bij een goede vochtigheid moet er geen bodembewerking plaatsvinden, opdat er geen overbodige stikstof gemobiliseerd wordt. Het in een laat stadium mobiliseren van stikstof betekent een verhoogd botrytisrisico. Wegens erosiegevaar ook de frees laten staan. Grondbewerking vindt maar oppervlakkig (3 tot 5 cm) plaats om uitdrogen te voorkomen. Na de laatste gewasbeschermingsactiviteiten moet er niet meer in de wijngaard gereden worden. Bij goede weersomstandigheden en bodemvochtigheid bestaat de mogelijkheid ondergroei opnieuw in te zaaien of te kiezen voor een ander soort ondergroei. Om het zaaigoed goede omstandigheden te bieden moet er op enkele zaken goed gelet worden:

  1. Een voldoende humusvoorraad vóór het inzaaien
    Humus geeft langzaam en constant voedingsstoffen [d.w.z. mineralen] af. Hij verhoogt de weerstand tegen ziekten en schadelijke insecten en verbetert de biologische activiteit van de plant. Ook heeft hij een zeer goed effect op de bodemstructuur en op het vermogen vocht vast te houden. Daardoor wordt het verlies door uitspoelen van waardevolle mineralen tot een minimum beperkt. De streefwaarde voor het humusgehalte is 2% [gewichtsprocent]. Als humusleveranciers kan men beschikken over de meest uiteenlopende materialen, bijvoorbeeld stalmest, stro, kippemest, ricinussnippers of koolzaadpulp. In elk geval kan men rekening houden met deze humusbronnen bij het bepalen van de voedingsbehoefte van de nieuw in te zaaien ondergroei. Het verhogen van het humusgehalte voor een tijdelijke ondergroei is natuurlijk ook nuttig als voorbereiding voor de latere permanente ondergroei. Als de bodem een hoog humusgehalte heeft is de concurrentie van de ondergroei [met de druivenplanten] om water en mineralen wezenlijk kleiner doordat de voorraad aanzienlijk beter gestructureerd is. In humusarme grond vormt de ondergroei een regelrechte stressfactor bij ongunstige weersomstandigheden.
     
  2. Het zaaibed
    Een egaal zaaibed is makkelijker te berijden en het inzaaien ervan geschiedt nauwkeurig. In een goed aangelegd zaaibed zal het correct uitgezaaide zaad beter uitlopen doordat de concurrentie van onkruid verzwakt is. Denk bij het aanleggen van het zaaibed aan het erosiegevaar; snelgroeiende bodembedekkers hebben de voorkeur.
     
  3. Het inzaaien
    Inzaaien in augustus-september heeft als voordeel dat de ondergroei niet direct bereden hoeft te worden. In de regel is er voldoende water en warmte voor een vlotte groei. In deze periode is er maar weinig concurrentie tussen druif en ondergroei. De voordelen van een goede ondergroei zijn ruim bekend. Raadpleeg voor het kiezen van ondergroei [de geschikte literatuur]. In het algemeen geldt dat diepwortelende ondergroei de voorkeur geniet boven gras. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor het bepalen van de uit te zaaien hoeveelheden.
  4. Jonge aanplant
    Aangezien ondergroei vooral voor jonge aanplant concurrentie betekent, moet permanente ondergroei op zijn vroegst in het derde standjaar toegepast worden. Bij een goede watervoorziening kan in jonge aanplant een winterondergroei toegepast worden. Bij een slechte watervoorziening, vooral in erosiegevoelige wijngaarden, moet men verdamping en erosie tegengaan met afdekmateriaal. Wie een strobedekking wil toepassen, moet vroeg in actie komen. Als bescherming tegen verdamping en erosie is er 30 tot 40 dt. [dt. = deziton = 100 kilo, dus 3 tot 4 ton] stro per hectare nodig en voor duurzame gebruik 60 to 80 dt. [6 tot 8 ton] per hectare. Een hogedrukbaal weegt 9 tot 12 kg, een ronde van 1,20 m weegt 200 tot 250 kg. Strobemesting is in augustus mogelijk. (…) Het stro moet vlak ingewerkt worden, als voedselvoorraad voor na de winter. Men dient te bedenken dat stro het gevaar van uitglijden verhoogt, schadelijk insecten voor de knoppen bevordert en tot grotere vorstschade kan leiden.

Loofwand en ontbladeren

In augustus is het werken aan de loofwand eigenlijk klaar. Waar de groei sterk is, is nog een extra snoeibeurt nodig. Let verder vooral op symptomen van Esca (blad wordt vlekkerig, trossen zwart, de stokken verliezen al hun blad). Bij de diagnose Esca de hele plant uit de wijngaard verwijderen. Ook het oudere snoeihout uit de wijngaard te verwijderen. De belangrijkste maatregel tegen botrytis blijft verder het voldoende ontbladeren van de druivenzone. Alleen de bladeren die verdichting veroorzaken in de druivenzone worden verwijderd. Het is belangrijk meer ouder dan jonger blad (van dieven) te verwijderen, omdat het jonge blad meer bijdraagt aan de wijnstok dan het oude. Het valt af te raden in de druivenzone het blad geheel te verwijderen. Het ontbladeren in augustus moet gematigd blijven en vooral plaatsvinden aan de niet-zonzijde, omdat in deze periode het gevaar van zonnebrand tamelijk groot is.

Opbrengstbeheersing

Men kan doorgaan met de maatregelen die men al genomen heeft. We raden aan de trossen te halveren. Tijdens de opbrengstbeperkende maatregelen worden ook de beschadigde trossen verwijderd. Vanuit vakkundig oogpunt wordt tegenwoordig als het beste moment voor opbrengstbeperking het ontwikkelingsstadium ‘kort voor het zacht worden van de druiven’ gezien. Voor blauwe druiven wordt het begin van de verkleuring afgewacht, waarna de slecht kleurende trossen verwijderd worden.
 

Bron: WINZERPRAXIS.DE © 2009 Verlag Eugen Ulmer, Stuttgart
Werk in de Wijngaard 8, Augustus 2013
Auteur: Tim Ochβner
Vertaling: PS

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00