Optimale bemesting

Home » Kenniscentrum » Druiventeelt » Artikelen Wijnbouw » Optimale bemesting

De route naar een optimale bemesting

Inleiding

Bij wijnbouw is het doel van bemesten een druivenoogst te verkrijgen van hoge kwaliteit, onder het ontzien van het milieu. Wanneer de wortels door ongunstige omstandigheden niet voldoende voedingsstoffen kunnen opnemen, komt er bladbemesting in aanmerking. De auteurs Dr. Monika Riedel, Wolfgang Schies en Jutta Fröhlin van het Staatliches Weinbauinstitut in Freiburg belichten in dit artikel diverse aspecten van de bladbemesting.

In ongunstige situaties kan door middel van bladbemesting de voorziening van de hoofdvoedingstoffen stikstof, fosfor, kalium, calcium en magnesium verbeterd worden. De voedingsopname door de wortels kan daardoor echter niet vervangen worden, maar wel aangevuld.

Stikstof

Bij een onvoldoende stikstofvoorziening door droogtestress moet naast bodembemesting niet alleen bladbemesting toegepast worden, maar moet vooral de bodemverzorging aangepast worden aan de omstandigheden in de omgeving en aan het weer. De hoeveelheid stikstof die bij bladbemesting gegeven wordt, is in de regel relatief klein. Als er bijvoorbeeld een 0,5% oplossing ureum [een smaak- en kleurloze kristallijne verbinding van NH3 en CO2] toegepast wordt, d.w.z. 500 gram op 100 liter water, in de vorm van 1000 liter per hectare, komt dat overeen met 5 kilo ureum per hectare. Bij een stikstofgehalte van 46% komt dat neer op 2,3 kilo per hectare.

Andere bladbemestingsstoffen bevatten stikstof in uiteenlopende concentraties en vormen. Bijvoorbeeld Basfoliar 36 (27% N in de vorm van koolzuurdiamide (carbamide), ammonium en nitraat), of Aminosol (9% N in de vorm van organische stikstofverbindingen). Een lijst met bladbemestingsstoffen, met opgave van voedingsgehalte, aanbevelingen voor toe te passen hoeveelheden, sproeimomenten e.d. is te vinden op internet, bijv. op www.weinbau.rlp.de

Fosfaat

Een bladbemesting met fosfaat is minder belangrijk, omdat de meeste wijngaarden voldoende van fosfaat zijn voorzien en wijnstokken ook bij relatief weinig opneembaar fosfaat uiterst zelden gebreksverschijnselen vertonen.

Kalium

Een bladbemesting met kalium kan vooral gunstig zijn bij acuut kaliumgebrek op kleiachtige kaliumbindende grond of bij droogte. Een bladbemestingsstof met een relatief hoog kaliumgehalte (31% K2O) en bovendien een N-gehalte van 3% N is bijvoorbeeld Lebosol-Kalium 450, waarvoor een toepassing van 4 liter per hectare aanbevolen wordt vóór de bloei.

Magnesium

De werkzaamheid van diverse magnesiumbladbemestingen werd onderzocht aan Gutedel [ook Chasselas genoemd; witte en blauwe variant; wijndruif en tafeldruif], een druivensoort die zeer vaak symptomen van magnesiumgebrek laat zien, (…) in vijf varianten van bemesting. Bij alle gebruikte producten werden steeds de aanbevolen hoeveelheid en concentratie toegepast (tabel 1).
 

 

Tabel 1. Voedingsgehalten in onderzoek bladbemesting 2008

 

Variant

Bemestingsstof

Voedingsgehalte in % MgO en vorm waarin MgO toegepast is
 

Overige stoffen

2

Epso Top (Bitterzout)

16% MgO in de vorm van Magnesium-sulfaat heptahydraat MgSO4 x 7 H2O
 

13% S

3

Lebosol Magnesium500

33% MgO in de vorm van Magnesiumhydroxide suspensie
 

 

4

Wuxal Magnesium

12% MgO in de vorm van Kristalsuspensie met een toevoeging

0,3% B
1,0%Mn
0,7%Zn

5

Epso Top + ureum

16% MgO in de vorm van Magnesium-sulfaat heptahydraat MgSO4 x 7 H2O
 

13% S
46% N

 

De bladbemesting werd in 2008 in twee beurten vóór de bloei (BBCH 55 en BBCH 57) en in een beurt ná de bloei (BBCH 79, Traubenschlusz) toegepast met een zgn. tunnelspuit [een omgekeerde U die over de rij bewogen wordt en de rij aan twee kanten tegelijk bespuit].

In 2008 werden de volgende varianten van magnesiumbladbemesting onderzocht:

  1. Controlegroep zonder Mg-houdende bladbemesting.
  2. Bemesting met Epso Top 2% oplossing, 12 tot 24 kg bitterzout per hectare.
  3. Lebosol Magnesium500 , 4 liter per hectare.
  4. Wuxal Magnesium, 5 liter per hectare.
  5. Epso Top (zie 2) plus ureum (0,5% oplossing).

Evenals in de voorgaande jaren was het magnesiumgehalte in de controlegroep (1., zie boven) het laagst. Veel bladeren vertoonden duidelijke symptomen van magnesiumtekort (…).Tussen 25 juni en 8 september 2008 daalde het Mg-gehalte in de droge stof van 0,13% tot 0,10% hoewel er, zoals bij alle bemestingsvari-anten, een bodembemesting was toegepast van 30 kilo MgO per hectare. Het magnesiumgehalte in de controlegroep was in augustus en september nog iets lager dan in het jaar ervoor.
Bij de bemestingsvarianten met Mg-bladbemesting (2 t/m 5, zie boven) werden van juni tot september hogere Mg-waarden gemeten: 0,17 tot 0,23% Mg in de droge stof. Variant 5, met de gecombineerde magnesium-stikstofbladbemesting, had op 8 september met 0,23% Mg het hoogste gehalte in haar blad (tabel 2). In vergelijking met in de literatuur genoemde streefwaarden is dit gehalte nog niet optimaal, maar in vergelijking met de controlegroep was de magnesiumvoor-ziening echter duidelijk beter (…). De resultaten van de magnesiumbladbemesting waren in 2008 gelijk aan die in de voorgaande jaren. De respectievelijke mostgewichten van de vijf varianten vertoonden [door de jaren heen] geen belangrijke verschillen en lagen in 2008 in de middenklasse van 73 Oechsle. De druivenopbrengst van de varianten lag tussen de 137 en 165 kilo per are (…), waarbij de controlegroep de hoogste opbrengst had.

 

 

Tabel 2. Mg-gehalte in % droge stof, Gutedel Wit, onderstam 5BB, onderzoek bladbemesting 2008

 

Variant

Bloei
25-6-2008

Veraison
13-8-2008

60 Oechsle
8-9-2008

Gemiddelde
Per variant

Controlegroep

 

0,13

 

0,11

 

0,10

 

0,11

Epso Top Bitterzout

 

0,17

 

0,20

 

0,19

 

0,19

Lebosol Magnesium500

 

0,18

 

0,17

 

0,18

 

0,18

Wuxal Magnesium

 

0,18

 

0,20

 

0,17

 

0,18

Epso Top + ureum

 

0,20

 

0,21

 

0,23

 

0,21

Gemiddelde waarde
meetmoment

 

0,17

 

0,18

 

0,17

 

0,17

 

IJzer

Vóór de bloei kan op plaatsen die wijzen op een lichte ijzergebrekschlorose een [blad-]bemesting met ijzer toegepast worden, bijvoorbeeld Fetrilon met 13% Fe, Folicin DP, Lebosol IJzercitraat , of met een ijzerhoudend mengsel van voedingsstoffen.
Als de symptomen aanhouden moet de bemesting met ijzerchelaat herhaald worden na ongeveer acht tot veertien dagen. Na de bloei kunnen ijzerblad-bemestingsstoffen tot ongeveer augustus gebruikt worden. Tijdens de bloei moet er geen bladbemesting toegepast worden omdat dit kan leiden tot misbloei.

Borium en mangaan

Sporenelementen als borium en mangaan, waarvan het jaarlijkse verbruik slechts 100 tot 200 gram per hectare bedraagt, moeten slechts bij een duidelijke behoefte gebruikt worden. Borium heeft de wijnstok hoofdzakelijk tijdens de bloei nodig. Ook wanneer men een latent gebrek vreest en daarom in combinatie met een magnesiumbladbemesting een preventieve borium- en mangaanbemesting wil toepassen, bijvoorbeeld met Epso Microtop, dat naast 15% magnesium (MgO) ook 1% borium en 1% mangaan bevat, moet dit tot één toepassing beperkt blijven, bij voorbeeld bij de laatste bespuiting vóór de bloei.

Magnesium

Bladbemesting met magnesium moet op plaatsen met jaarlijks terugkerend magnesiumgebrek reeds vóór de bloei beginnen. Zwavelhoudende magnesium-bladbemesting moet op het juiste moment vóór de oogst stoppen wegens het verhoogde risico van Böckser en bittere tonen in de wijn.
Men dient bij bladbemesting zowel rekening te houden met de gebruiksaan-wijzingen van de fabrikant als met de voorkeuren van afnemers.

Hoe en in welke vorm komen voedingsstoffen in het blad terecht?

Het opnemen van voedingsstoffen via het blad verloopt tamelijk snel, maar hangt af van omgevingsfactoren en is voor elke stof anders. Bijvoorbeeld ureum en nitraat worden sneller opgenomen dan ijzer en magnesium. De luchtvochtigheid en de bladnatheid spelen een doorslaggevende rol. Vochtige bladeren bieden de beste voorwaarden voor het opnemen van voedingsstoffen. De ideale tempera-tuur voor opname via het blad is ongeveer 20 graden Celsius. Het toepassen van een bladbemesting vindt dus bij voorkeur plaats laat in de avond of vroeg in de ochtend, liefst als er dauw ligt, of op bewolkte dagen met een hoge luchtvochtig-heid. Bij een te lage temperatuur (minder dan 10 graden C) of bij een te hoge temperatuur (meer dan 25 graden C) en bij een intensieve straling van de zon moet er geen bladbemesting plaatsvinden.

Via het blad kunnen voedingsstoffen in vergelijking met bodembemesting ook in andere vorm opgenomen worden, bijvoorbeeld stikstof in de vorm van ureum CO(NH2)2 en metalen in de organische bindingsvorm van chelaten. Ook hechtings- en bevochtigingsmiddelen kunnen de opname van stoffen uit bladbemesting verbeteren. De pH-waarde van de spuitvloeistof moet tussen 6 en 6,5 liggen.

Gassen, water en in water oplosbare stoffen kunnen niet alleen via de huidmondjes, die zich overwegend aan de onderkant van het blad bevinden, tussen de omgeving en het inwendige van het blad uitgewisseld worden. Bladeren worden weliswaar door een waslaag, de zgn. cuticula, een mengsel van vetzuren en wasdeeltjes, en de daaronder liggende epidermiscellen [opperhuid van het blad] voor uitdroging behoedt, maar deze beschutting is geen ondoordringbaar pantser. Water en in water oplosbare stoffen kunnen door de kleinste poriën en microkanaaltjes in het blad komen. De voedingsstoffen kunnen dan door diffusie in het inwendige van het blad verspreid worden. De mate van diffusie hangt daarbij af van de temperatuur, de fysiologische activiteit van de plant en de concentratie van de oplossing, evenals van de concentratiegradiënten (diffusie van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lagere concentratie). Jonge bladeren hebben in de regel een groter opnamevermogen dan oudere, doordat hun waslaag nog dun is.

 

Geen overdosis sporenelementen!

Een acuut gebrek aan spoorelementen, die in wezenlijk kleinere hoeveelheden nodig zijn dan de hoofdvoedingselementen, kan door bladbemesting relatief effectief behandeld worden, maar een te hoge concentratie of een te veelvuldige bemesting kan leiden tot schade door overbemesting. De behoefte aan borium, mangaan en zink, die in nog kleinere hoeveelheden dan ijzer nodig zijn, kan in één, maximaal twee bespuitingen met een geschikt bladbemestingsmiddel vervuld worden, wanneer de opname door de wortels niet voldoende is. 
Een bladbemesting met zink is alleen dan zinvol, als er een onmiskenbaar acuut zinkgebrek vastgesteld wordt, bijvoorbeeld op grond van een bladanalyse. Zink komt reeds in de bodem vanuit de verzinkte draden en grondankers in de wijngaard en verhoogt vooral in de naaste omgeving van de grondankers het zinkgehalte van de bodem.

Wanneer wat spuiten?

De periode waarin bladbemesting mogelijk is, begint zodra er voldoende blad verschenen is, ongeveer vanaf het 5-bladsstadium. 

Conclusie

Bladbemesting kan zinvol zijn wanneer voedingsstoffen onvoldoende door de wortels opgenomen kunnen worden, bijvoorbeeld door droogte. 
Een lichte ijzergebrekschlorose kan met diverse achtereenvolgende ijzerblad-bemestingen behandeld worden, bij zware ijzergebrekschlorose zijn er andere maatregelen nodig, zoals bemesting met een voor hoge pH-waarden geschikt ijzerchelaat in de bodem of het verbeteren van de bodemstructuur.
De magnesiumvoorziening van wijnstokken die vaak gebreksverschijnselen vertonen kan door tijdige en veelvuldige bladbemesting iets verbeterd worden.
In hoeverre een gecombineerde toepassing van magnesium en stikstof de opname via het blad verbeteren kan, moet verder onderzocht worden.
Het opnemen van hoofdvoedingsbestanddelen is via de bladeren relatief gering in verhouding tot de totale behoefte van de plant. Bladbemesting is geen vervanging van bodembemesting, een goede bodemstructuur en een gepast onderhoud van de bodem. Het grootste deel van de voedingsstoffen geraakt vanuit de bodem via de wortels in de plant. 

Bron: Das Deutsche Weinmagazin 8/18 (april 2009)

Vertaling: Peter Siebrands

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00