Het voorkomen van erosie met bodembedekkers
Bodemerosie treedt eerder op bij verdichte bodems en bij bodems met een lager gehalte aan humus. Bodembedekkers kunnen worden gebruikt als preventie tegen bodemerosie en het uitspoelen van voedingsstoffen, waardoor de vruchtbaarheid van de bodem behouden blijft.
Bodembedekking kan op twee manieren worden toegepast; als winterbegroeiing of als meerjarige begroeiing.
Winterbegroeiing
Winterbegroeiing, d.w.z. een begroeiing die in het volgend voorjaar wordt omgeploegd, wordt vooral toegepast bij
- droge bodems;
- jonge aanplant.
De begroeiing wordt tijdig verwijderd om later in het jaar waterstress bij – of een te grote concurrentie met – de druiven te voorkomen. Het moment van omploegen wordt bepaald door factoren als de beschikbaarheid van water; zolang er voldoende water beschikbaar is kan de begroeiing blijven. Een andere factor is het vóórkomen van een late nachtvorst, in welk geval de begroeiing moet worden gemulcht.
Soorten voor winterbegroeiing moeten natuurlijk winterhard zijn, d.w.z. tegen gemiddelde winterse temperaturen en vorst kunnen. Geschikte soorten zijn: winterrogge, wintertarwe, wintergerst, raapzaad en winterkoolzaad.
Deze planten hebben meestal een oppervlakkig wortelstelsel, dat vooral geschikt is als bescherming tegen erosie, ter voorkoming van het uitspoelen van voedingsstoffen en voor het opbouwen van organisch materiaal.
Bij winterrogge, wintertarwe en wintergerst is de zaaidiepte 2-4 cm en de kwantiteit 100-150 kg/ha. Voor raapzaad en winterkoolzaad is de zaaidiepte 2-3 cm en de kwantiteit ongeveer 10 kg/ha. De zaaiperiode is in augustus, zodat de planten tegen de winter voldoende massa hebben om de winter te overleven.
Meerjarige begroeiing
Meerjarige begroeiing wordt vooral toegepast in situaties met een goede watervoorziening.
De meest gebruikte mengeling voor meerjarige begroeiing is de zogenaamde "Wolff-Mischung". Een ander bekend mengsel is de "Rummel-Mischung". Men kan ook zelf een mengsel samenstellen met klaversoorten als hopklaver of "Erdklee" (Medicago lupulina), inkarnaatklaver (Trifolium incarnatum), bastaardklaver (Trifolium hybridum), honingklaver (Melilotus), Egyptische klaver (Trifolium alexandrinum) en soorten als esparcette (Onobrychis viciifolia) en brede lathyrus (Lathyrus latifolius).
Deze mengels bieden niet alleen de eerder genoemde voordelen als bodembedekkers, maar trekken ook een grote verscheidenheid aan insecten aan en bieden bovendien een kleurrijke aanblik.
Hoewel meestal wordt aangeraden om deze mengels in het voorjaar te zaaien, worden metname in veel belopen/bereden paden betere resultaten bereikt met zaaien in de nazomer.
Aanbevolen zaaihoeveelheden zijn plm. 40 kg/ha voor Wolff-Mischung en plm. 30 kg/ha voor Rummel-Mischung. De zaaidiepte is 1-2cm, waarbij wordt aanbevolen de grond iets los te maken voorafgaand aan het zaaien en deze vervolgens licht te walsen.
Het wordt aanbevolen om elke 2 of 3 jaar opnieuw in te zaaien om de soorten rijkdom te behouden.
De begroeiing wordt hoog afgemaaid of, bij voorkeur, plat gewalst, waardoor de planten alleen gekneusd worden en (langzaam) verder bloeien, zaad genereren en op die manier de begroeing van het volgende jaar verzorgen.
Walsen helpt met name in droge perioden de planten te overleven terwijl tegelijkertijd de (water-)concurrentie met de druivenstokken wordt verminderd.
Tenslotte
Zie ook de pagina over Bodembedekkers onder het menu Wijnbouw, submenu Bemesting.
Bron: Die Winzer Zeitschrift, September 2013
Vertaling: BvH, Wijnbouwers der Lage Landen.