Keuze van de onderstam
Druivenrassen in commerciele wijngaarden staan meestal niet op hun eigen stam, maar worden geent op een onderstam van een (gedeeltelijk) Amerikaans druivenras omdat deze niet of minder gevoelig zijn voor de druifluis.
In de loop van de tijd zijn diverse onderstammen geselecteerd of ontwikkeld uit kruisingen. De selectie was hierbij tot voor kort voornamelijk gericht op aanpassingen aan een specifieke bodem. Bij de beschrijving van onderstammen wordt hier dan ook meestal de nadruk op gelegd.
Onderstam |
Geschikt voor de onderstaande grond |
SO4 |
Alle grondsoorten, i.h.b. humusrijke kalkbodems |
5BB |
Droge, arme gronden, voor niet groeikrachtige soorten |
125AA |
Alle grondsoorten, geen zeer vruchtbare gronden |
5C |
Middelzware tot lichte grond; affiniteit met Riesling; gevoelig voor kalk |
8B |
Voor kalkhoudende en zware bodems, zonder wateroverlast |
3309C |
Voor kalkarme, warme en goed verzorgde bodems |
Börner |
Voor grond met middelmatig kalk, geen nematoden |
Binova |
Zie SO4, maar verdraagt beter kalk |
Fercal (in 2006 niet toegestaan) |
Goed bestand tegen kalk, groeikrachtig, goede Mg-voorziening |
161-49C |
Minder groeikracht, verdraagt kalk goed, niet voor kleibodems |
Rici |
Matige tot geringe groeikracht, goed bestand tegen druifluis |
Cina |
Geringe groeikracht. Niet op natte, kalkhoudende bodem |
Bij de keuze van een onderstam moet men deze echter niet alleen laten afhangen van de bodemgesteldheid, maar er zal ook rekening moeten worden gehouden met de gewenste opbrengst, kans op misbloei, chlorosegevoeligheid en droogtetolerantie, evenals met een voldoende gehalte aan inhoudsstoffen en de invloed daarvan op de organoleptische eigenschappen van de wijn.
De nieuwe soorten Börner, Rici en Cina lenen zich wegens hun zeer grote druifluistolerantie goed voor wijngaarden waarin zich druifluis ophoudt (zie [1]). Deze drie soorten zijn echter niet kalktolerant en dus chlorosegevoelig. Cina is het minst groeikrachtig en moet dus dicht op elkaar geplant worden en zeer gering belast worden (zie [2]).
Een vergelijking van oogstgegevens van Spätburgunder en Merlot met onderstam SO4 respectievelijk 161-49C laat zien dat de onderstam 161-49C iets minder groeikrachtig is dan SO4, maar veel minder groeikrachtig dan 5BB of 125AA. Het zuurgehalte is bij onderstam 161-49C in 2005 en 2006 ongeveer 10% lager dan bij SO4. Er wordt verder onderzoek gedaan naar de invloed van onderstammen (zie [2]).
Weinig groeikrachtige onderstammen, zoals 5C, 161-49C, Fercal en 3309C, leveren kleinere opbrengsten, maar de voedselopname, de wijnkwaliteit en duurzaamheid van de aanplant zijn nog niet voldoende onderzocht. Onderstammen met Europese erfelijke kenmerken (41B, Fercal, Georgikon, e.d.) reageren sterker op een aantasting door druifluis en vertonen daardoor mogelijk een kleinere groeikracht (zie [1]).
Bronnen:
[1] Wie reblausfest sind unsere Unterlagen?
[2] Chlorose, Verrieselung und Stiellähmeprobleme
Datum: 15-03-2013