Lamsteligheid

Home » Kenniscentrum » Druiventeelt » Gewasbescherming » Lamsteligheid

Lamsteligheid

Inleiding

Lamsteligheid van druiventrossen is bekend sinds halverwege de jaren dertig. Het betreft een storing in de stofwisseling die zijn uitwerking heeft op de trossteeltjes [het steelstelsel], in het bijzonder in de rijpingsfase. Voor deze ziekte zijn voornamelijk voedingsfysiologische factoren verantwoordelijk.

Afb 1) Voorbeeld van het effect van lamsteligheid.

Oorzaken

Lamsteligheid treedt in zeer uiteenlopende maten van sterkte op en hangt af van het jaar, de soort, de wijnstok en de plaats. Tamelijk veel last van lamsteligheid hebben de soorten Mueller-Thurgau, Rieslaner, Riesling, Merlot, Blaufraenkisch, Cabernet Sauvignon, evenals vele nieuwe soorten zoals Cabernet Dorio, Carol en Cortis, terwijl Burgundersoorten en Silvaner meer weerstand blijken te hebben. Lamsteligheid treedt meestal plotseling op bij een mostgewicht van tussen de 30 en 60 Oechsle. Eerst vertonen zich op de stelen ronde of langgerekte vlekjes, die bij droogte en watertekort indrogen. Dit leidt bij een ringvormige uitbreiding tot het afknijpen van delen van de tros en tot het verdrogen van de nog onrijpe bessen. Later ontstaat er meestal Botrytis in de afgeknepen delen van de tros. In (het in augustus en oktober natte, koele jaar) 2006 ontstond de lamsteligheid meestal in het steeltje van de bes, dat eerst indroogde en zo de bes liet verdrogen. 

Zwitsers onderzoek [geen literatuurverwijzing] laat zien dat lamsteligheid voor een groot deel lijkt te berusten op een onevenwichtige verhouding tussen assimilaten-productie [koolhydraten] en de opname van stikstof. In normale gevallen nemen de wortels nitraat op en ze verwerken dit met behulp van koolhydraten tot aminozuren. Bij donker en koel weer tijdens de bloei en ook in koele en donkere latere stadia van de ontwikkeling van de tros treedt onder een relatief grote nitraatopname de lamsteligheid bijzonder sterk op. In het bijzonder na uitgebreide regenval en bij een beperkte assimilatie door donker, slecht weer ontstaat er een nitraatopeenhoping in de plant die vervolgens leidt tot de verdrogingsverschijnselen van de lamsteligheid. Eigenlijk moet magnesium zijn belangrijke rol als katalysator kunnen spelen. Door middel van magnesium wordt het opgenomen stikstofnitraat omgezet in aminozuren [omdat magnesium de koolhydraatsynthese stimuleert]. In wijngaarden met een stikstoftekort kan door de daarmee samenhangende verminderde koolzuurassimilatie een blokkade optreden in het omzetten van nitraten in aminozuren, waardoor het overschot aan nitraat leidt tot lamsteligheid. Het is belangrijk dat de verhouding tussen kalium en magnesium in de bodem ongeveer 2 of 3 op 1 is, zodat magnesium voldoende door de wortelpunten opgenomen kan worden en niet verdrongen wordt door andere ionen als kalium, ammonium en calcium. Hoge kalium- en fosfaat-gehalten in de bodem verhinderen de opname van magnesium.

Preventieve en correctieve maatregelen

Volgens Dr. Koblet (Zwitserland) [geen literatuurverwijzing] kan ondergroei de aantasting door lamsteligheid met 50% verminderen in vergelijking met onbegroeide grond. Ook het toepassen van magnesium als stimulans voor de koolhydraatsynthese in de bladeren helpt het voorkómen van lamsteligheid. Bij magnesiumgebrek of in kritische weersomstandigheden helpt ook een magnesiumbespuiting met bijvoorbeeld bitterzout. Voor een optimale werking zijn er 2 of 3 bespuitingen nodig in de troszone met tussenpozen van 10 tot 14 dagen, tot aan het moment dat de bessen zacht worden. De laatste bespuiting kan in de regel samenvallen met de afsluitende behandeling [met overige middelen]. Met bitterzoutbespuiting is een relatief goedkope toepassing van magnesium mogelijk. Het toepassen van magnesium kan het beste ‘savonds na zonsondergang of ‘smorgens vroeg op de bedauwde bladeren plaatsvinden om de opname te verbeteren en verbranding te voorkomen. [Doch] in dit jaar (2006) kon er zelfs met 3 bitterzoutbespuitingen in risico-gevallen en bij gevoelige soorten (Traminer, Lemberger, Rieslaner) geen duidelijke vermindering van lamsteligheid bereikt worden. Aangezien lamsteligheid in 2006 pas laat optrad – augustus – waren er waarschijnlijk meer (één of twee) bespuitingen nodig geweest om de aantasting sterker te bestrijden. Late magnesiumbespuitingen kunnen echter leiden tot bitterheid van de wijn.
Zoals tabel 4 laat zien kan een aantasting door lamsteligheid door middel van magnesiumbemesting en door ondergroei weliswaar verminderd worden maar niet helemaal voorkomen worden. Gezien de niet optimale kalium-magnesiumverhouding in de bodem is het verbeteringseffect waarschijnlijk toe te schrijven aan de ondergroei en de ondersteunende bladbemesting met magnesium. In elk geval laat de omvang van de opbrengst zien dat de oorzaak van de lamsteligheid niet een te hoge belasting van de plant kan zijn, omdat op deze vlakke, steenachtige kalkbodem de waterhuishouding geen hoge opbrengsten toelaat, als er [tenminste] geen andere problemen als bijvoorbeeld UTA uitgelokt mogen worden.

Onderzoeken van de LWG laten zien dat in 2006 de lamsteligheid niet ontstond bij het begin van de rijping, maar pas eind augustus, begin september, zodat er in de bessen van de verdorde scheuten al hoge suikergehalten opgeslagen waren. In het concentratieproces door de latere verdamping namen suiker en zuren toe, zodat ook verdroogde bessen hoge Oechslegehalten lieten zien, maar daarnaast onvoldoende sensorische rijpheid. Deze delen van de trossen moesten bij de oogst verwijderd worden om de wijn niet te belasten met bittere, groene tonen.

Tabel 4. Effect van een magnesiumbodem- en bladbemesting en ondergroei op lamsteligheid in 1997 en 2001. Onderstam SO4. Gemiddelde gehalten: magnesium 16 mg en kalium 50 mg per 100 g grond.

Conclusie

Om op de lange termijn de oorzaken van het ontstaan van lamsteligheid weg te nemen is in gevoelige situaties respectievelijk bij gevoelige soorten een goede magnesiumvoorziening van de bodem evenals ondergroei om de andere rij de aangewezen weg. Daardoor wordt de magnesiumopname vergemakkelijkt, de nitraatstuwing in de plant verminderd en de lamsteligheid teruggedrongen. In de rijen zonder ondergroei moet vanaf het optreden van lamsteligheid het bewerken van de grond achterwege blijven om het verplaatsen van stikstof te voorkomen, en later moet er een herfst-winterbegroeiing toegepast worden met een minimale bewerking van de grond. Op de lange termijn moeten op kalkrijke plaatsen de voedingsstoffen in de bodem tot een kalium-magnesiumverhouding van 2 op 1 teruggebracht worden om het opnemen van beide voedingsstoffen te optimaliseren.

Bronnen;

  1. Schwab, Arnold; Bayerische Landesanstalt fuer Weinbau und Gartenbau (LWG), Weinbauring Rundbrief VII, 2006 
  2. Stiellähmebekämpfung mit Magnesiumblattdüngern- Einfluß auf die Weinqualität? 
  3. Wikipedia (Duitse versie)

Vertaling; Peter Siebrands

Revisiedatum; 17 januari 2012

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00