|
Groei
algemeen |
Frankrijk, Bourgogne gebied. Een alom bekende kwaliteits druif die tegenwoordig in wijngebieden over de gehele wereld voorkomt. Vooral de grote rode Bourgogne wijnen, maar ook de witte Champagnes hebben bijgedragen aan de bekendheid en populariteit van dit ras. De herkomst gaat veel verder terug dan de Bourgogne, waar de ‘hedendaagse’ klonen van de laatste honderden jaren vandaan komen. De Pinot Noir zou zich daar uit de Vitis vinifera occidentalis ontwikkeld hebben. Vanuit Egypte zou de verspreiding (samen met de Chasselas en de Muskaat van Alexandrië) vooral door de Romeinen plaatsgevonden hebben. Vanaf de 4e eeuw wordt de Pinot Noir al gekweekt in de Bourgogne.
We komen hem ook onder de volgende namen tegen: Blauer Spätburgunder en Frühburgunder, Blauburger, Clävner, Klebrot (Duitsland), Pinot Franc Noir, Bourguignon Noir, Auvernat Noir, Savagnin Noir (Frankrijk), Cortaillod (Zwitserland), Blauer Nürnberger (Oostenrijk), Pignol, Pignola, Pino Nero (.Italië), Modra Klevanyka, Burgundac Crni (Joegoslavië), Rouci modré (Tsjechoslowakije), Kisburgundi Kék (Hongarije). |
afstamming |
Dit ras is een van de oudste druiverassen en komt volgens de Russische ampeloog (druivenkenner) Negrul uit het Nijldal. |
uitlopen |
De groeipunt is wit, bijna viltachtig behaard. Jong blad is lichtgroen, de bovenzijde is weinig en spinnenwebachtig, de onderzijde sterker behaard. .volgroeid blad is bijna rond, drie tot soms vijflobbig en niet erg sterk ingesneden. De kleur is donkergroen en de onderzijde is licht behaard. De bladranden zijn stomp getand. De steelinham is open U-vormig. De scheuten hebben een groene kleur met roze gekleurde knopen en bruine strepen. De hechtranken zijn dik en middellang. Het hout kleurt iets grauw (roze-)bruin met donkere strepen en vlekken. De knopen zijn donkerbruin en er ligt een dunne waslaag over de gehele tak. Trossen worden niet groot, tot ongeveer 10 cm, zijn compact cilindrisch en weinig gevleugeld.
Uitlopen doen de stokken middellaat tot laat en de bloei is daarom ook laat. Afrijpen gebeurt vanaf begin oktober, maar is meestal wat later
|
groei |
Matig. |
rijping |
Vanaf half oktober . |
trossen |
De bessen blijven matig klein, zijn rond tot ovaal en krijgen een donkerblauwe kleur als ze goed rijp zijn. Ze hebben een matig dikke schil en een mooie waslaag. |
resistentie |
Normaal. |
|