|
Groei
algemeen |
Frankrijk, Bordeauxstreek. Oud ras, voor het eerst vermeld in 1784 als een van de betere rassen in het gebied van Libourre. Andere namen van de Merlot zijn: Petit Merle, Vitraille, Crabutet en Bigney. |
afstamming |
De naam zou afkomstig zijn van het Franse woord merle (merel). |
uitlopen |
onbekend. |
groei |
De groeipunt is sterk viltachtig, wit behaard met een roze weerschijn en randen. Het jonge blad is licht behaard en geelbrons gekleurd. Volgroeid blad is matig groot tot groot, drie- tot vijflobbig, matig ingesneden. De kleur is donkergroen en de bovenzijde is glad, de onderzijde is spinnewebachtig behaard. De steelinham is gesloten U-vormig. De scheuten zijn bruinig-groen van kleur met roodachtige strepen en dikke matig lange hechtranken. Het hout kleurt helderbeige tot roodbruin en heeft een blauwige weerschijn van de waslaag die erop zit. De knopen zijn donkerder en zitten ver uit elkaar.Merlot groeit matig sterk en wordt als guyot gesnoeid of als cordon met lange stiften. Op lichtere grondsoorten die in het voorjaar snel warm worden groeit hij goed, maar hij voldoet ook op wat zwaardere kleiachtige bodems. Hij is redelijk winterhard. Merlot kan hier op bijzonder goed beschutte plaatsen buiten gekweekt worden (staat in Thames Valley Vineyard in Engeland ook buiten tegen een muur), maar moet anders in de kas geteeld worden. |
rijping |
2e week september tot 3e week oktober. |
trossen |
De trossen worden middelgroot, 10 tot 15 cm lang, zijn vertakt in meerdere kleine trossen (gevleugeld), cilindrisch gevormd. De bessen rijpen middel vroeg af (nog voor de Cabernet-soorten, krijgen een blauwzwarte kleur, worden rond en middelgroot (tot 1 cm door- snede).. |
resistentie |
De weerstand tegen botrytis en valse meeldauw is gering, tegen meeldauw heeft hij meer weerstand. Vooral regen in de oogstperiode kan aanzienlijke schade geven door rotting van de bessen (botrytis).. |
|